Toen had ik appelrode wangen,
Mijn baard was blond, gekroesd mijn haar;
En 'k zag vol fierheid allegaar
De meisjes me aan de slippen hangen!
Brunetten, zwarten of blondinnen,
Mij waren alle liefjes goed,
Maar geen en wilde ik ernstig minnen...
De vrijheid scheen mij veel te zoet!…
En nu - nu nacht en schand verdween;
Nu Neêrlands schildleeuw, als voorheen,
Met fierheid schudt de gouden manen;
Nu 's ad'laars klauw hem niet weerstaat,
En voor de glans van Neêrlands vanen
De maan van Mekka ondergaat;
Nu Neêrlands onbesmette Maagd
Weer schatting van de volken vraagt,
De zege aan onze standers snoerend';
Nu Neêrlands…
Moog hij, overdekt met lauwren, moeders boezem kloppen doen,
en bij ’t grijzen uwer haren, nog uw wang van fierheid gloen,
in het hemels vergenoegen, dat de glorie van een Zoon,
die de luister van zijn deugden voor de hemel spreidt ten toon,
in het oudrenhart doet rijzen, dat in ’t dierbaar kroost herleeft! —
Maar gij, teedre, zachte Moeder!…
Der Vorsten roem, het sieraad van Europe,
Die burgerdeugd met Konings fierheid paart,
In nood en dood de steenrots onzer hope,
De dierbre Vorst, 's Lands eer en steun verjaart!
Vier Neêrland, feest!…