Een stem zegt zonneklaar:
haal neer je huis en bouw een boot!
Ik vlecht van riet een vaartuig groot
en dicht met pek de naden.
Het water stijgt, ik vaar als inval-
kracht als veerman zonder vracht
verdronken oorden over en zie
dat wat er drijft geen vissen zijn.
In de vierde wake raak ik verstrikt
in lange draden van verwrongen
en verstomde…
je stem ben ik vergeten, woorden zijn in tijd vervlogen
nu ik je hoor en zie is de herinnering terug
de opgeheven arm, je balansarm in de Gilgamesj-voordracht
plotseling reikt de arm naar de zaal en raakt me bijna
wil je afstand scheppen, wil je iets aangeven, vragen?
soms het een, dan weer het ander?…