op de fiets rijd ik achter mijn vader aan
we gaan naar het strand van ijmuiden
aan de overkant van het noordzeekanaal
branden de imponerend hoge hoogovens
en in die stank en hooggekeelde rookpluimen
besluit ik nooit groot en oud te worden…
De roos die ik had geplukt,
rolde in een fabriekshal
van de lopende band
Toch smakte haar kus,
en smaakte naar
grind of grond
Het gestroomlijnde lijf dat
ik soms beklom, viel af
als een bergpad
vol steenslag
Inmiddels rot mijn hart
weg in 'n zompige wei
naast de Hoogovens
Wanneer water
Wanneer zand
Waar mengt men
koude lijven…
De bladeren vallen vroeg dit jaar
ze zijn het ademen doodmoe
in mijn longen rookt de industrie
walst het staal van hoogovens.
Niets te laten dan een dubbele punt:
Zoveel tijd moet nog worden
in de prille ruimte van mensendingen
met mijn handen raap ik scherven
lijm ik eigen beelden in woorden.…
minderende kringen
op minderend zand –
niemand splijt nog wateren
niemand schept een pad voor hem
Grijs de dagen
zat van regen de akkers
nooit vol de zee
en 's avonds waait nog van verre
fijn zand in hoeken en gaten
Ik wil de kust
overzien van Eems tot Zwin
en dat kan
als ik vleugels huur
en mij verhef
In het noorden
stuiten de Hoogovens…
Mannen die letterlijk voor de heetste vuren
kwamen te staan van Hoogovens of ook wel
de Demka, in hun strijd om het dagelijkse bestaan.
Staalcrisissen waren vanaf 1966 een aanzet
tot reorganiseren; en van reorganiseren kwam
het uiteindelijk tot nivelleren.…