Gelukkig is de kam, verguld van elpenbeen* ,
Die deze vlechten streelt, dit waardig zijnd' alleen,
Gelukkiger het snoer dat in haar dikke tuiten
Mijn ziele mee verbindt en om 't hoofd gaat besluiten,
Hoewel ik 't liever zie wildgolvig na zijn jonst*,
Het schone van natuur passeert* toch alle konst.
--------------------------------------…
Gelukkig is de kam, verguld van elpenbeen,
Die deze vlechten streelt, die waardig zijnd' alleen:
Gelukkiger het snoer, dat in haar dikke tuiten
Mijn ziel mee verbindt en om 't hoofd gaat besluiten,
Hoewel ik 't liever zie wild-golvig na zijn jonst:
Het schone van natuur passeert toch alle konst.…
Hij streelde zijn haar verguld,
Zijnen koker hij vervuld’
Met zijn pijlen, t’wreed bezuren,
Doch verscheiden van naturen,
Waarmee hij, zonder geschil,
De minnaars pijnt naar zijn wil;
Hij ontsloeg zijn wakkre vlerken,
Om zijn krachten te doen werken;
Eer hij toegemaakt vol jonst
Was, door der Chariten konst
Zag hij ’s werelds lamp verschijnen…