kolossale gezichten blijken moeders die zingen
over koren, veranderlijk zoals zij voorbij drijven
hun schorten besmeurd met regensluiers, ogen
zonder wimpers, wervelend in elkanders adem
bij de nocturne in G – minor fluistert de stilte
klimmen mijn aanslagen tegen de onvergetelijke
armoede van een heldere hemel, braakliggende
zeeën waar luchtschepen…
één voor één en dan nog eens één
luchtparade of concours hip piqué
de ballonvaarders in vuur en vlam
het rees als bellenblazen uit het steen
zo zag ik de luchtschepen zonder giek
gelijkend Mickey Mouse schrok ik me lam
waar de kameel of olifant hier overdreef
dit rijmt niet op het nuchter platte land
waarop de noorderling dit mij omschreef…
Zeldzaam haast zich nooit, half toegeknepen
blijft de glans zichtbaar op hun gezichten gloeien
naar de immens fruitige bloesem weilanden,
luchtschepen schuiven statig voorbij.
In de verte raakt men verknocht tot aan het begin
het omvangrijke kasteel ontspiegelt elke weerzin.…
de stad is klaar
met erkers dakkapellen
zondags op orde
schoon gewassen licht
bereidt onder wolken
een oordeel voor
hoog ingelijste ramen
en stille straten
boven zijn luchtschepen geland
met gaasdunne lading
de vloot is vervuld van vreemd
somber geduld over de daken
en bewoners bijna uitgeslapen
de dagen zijn voorbij waarin de dood…