de lucht
is stil
en hoog
de zon laat
de aarde
schitteren
de oerboom
omsluit de
wereld
ruimte licht
en stilte
alles is
zoals het is
ze voelt de
littekens
op haar huid
wie maakt haar
vrij van de
ingeslagen
scherven
ik kan haar
kloppen met
een veer
de lucht is
stil en hoog
zoals de
oerboom…
sneeuw
plooibaar, hier zou ik wel willen liggen
mooier dan ‘n bosrand kan ze niet zijn
een frulleke aan haar kleedje, sjarpe
zo sprak ik met haar, kuste haar stillekes
tranen in sneeuw glinsteren als diamant
daar rijzen de dieren omhoog uit takken,
klinkt de vlakte voor hen als een lied
trots en groots, geweien als oerbomen…
op de toren van de nacht
stond ik in brand
leidde ik verdwaalde schepen,
jij was de wilde in het woud
de oerboom razend
waar ik de blaren heb afgescheurd,
de stad een hamer zonder steel
braakte urenlang
en tuimelde in de straten,
en langs de dagen van september verloor
ik een hand
verlichtte ik de geronnen dalen,
over je klamme schouders…