Het tederhartige kind
poëzie
Zou ik niet mijn moeder eren,
Ach, wat doet ze niet voor mij?
Wat mij nut is, mag ik leren;
Ben ik vrolijk, zij is blij.
Ben ik ziek, ik hoor haar klagen;
En wanneer zij bij mij zit
Met het oog omhoog geslagen,
Dan geloof ik, dat zij bidt.
Ja, dan bidt zij, dat ik spoedig
Mag bevrijd zijn van mijn smart;
Word ik beter, hoe blijmoedig…