de dagen zijn dun
dag na dag wringt
van vandaag naar morgen
weinig om het lijf
[zet ik het venster open]
de dagen zijn dun
en weinig tekent zich af
alleen in het venster van de nacht
persisteert een weinig hapert
en blijft hangen in het lijf
een wind steekt op
[doe het venster dicht]
ik slaap verder
worstelend
met het bestaan…
de zomer is te vol
het gele oog van rottend vlees
midden in de dunne tovenaarscape
blauw van vervliedende dagen
de warme mond vol rood
bedropen de baard van het vuur
van aanstaande dood
en in het laffe avonduur
roept het om winter
het loeien van de haard
waar net het smoren vraagt
de waard is een valsaard
bedienend op de wenken…
Harmonie vult de de zwoele lucht, woorden
zijn in stilte gehuld en vervlieden langzaam.
Bij het open raam streelt zacht de wind
mijn gezicht, ieder beeld en geluid lijken
een te zijn.
Iedere ervaring hoe betekenisloos ook
is een adem die mijn bestaan bewaarheidt.…
alwaar het ijs tegen de pier omhoog groeit,
zoals mijn gedachten weleens tegen de klippen,
waar ik deze vroeger dan liet hangen te drogen
om ze bij laag tij te laten vervlieden
met het ritme en de ruis van de regelmaat,
maar welke ik heden ten dagen durf voor te dragen
voor beschouwing en beminning,
het zij op papier, het zij in mijn hoofd,…