Nachtbloesems III
poëzie
Ik zoend' haar, en 't zoeltje lispte:
`O, jij diefje, o, zoentjesdief!'
Plots klonk er een lach in de halmen;
Zij schrikte, en vlug vloog ze weg:
`Wie zou toch ons durven bespotten,
Daar ginds in het koren, zeg?…