"
Naar ploeg en koestal vluchtte
Uw taal, eenmaal Holland's schrik,
Om uw steden te zien verzinken
In allerlei vreemde kwik.
Uw adel ligt op sterven;
Dat prachtig, koppig ras,
Dat, om voor een koning te buigen,
Te stijf eens van knieën was.…
Maar ui den vijver vluchtte een beekje heen,
Water louter juweelig licht, een steen,
Een marm'ren kei in 't beddingzand, laat kwik
Los, zilver, dat fijn schittring geeft waar dik
Riviergras is gewassen. Zwaar geblaard
Staan jonge planten in de oeveraard,
Het zijn de luistraars naar het zacht geschal
Dat 't water maakt.…