totdat het als water, de ene stroom
in de andere vloeit, opgenomen
door de zee, tot regenwolken verdampt
Op de rug wordt het plafond wit
ontdekt, gemeten en hoogte bepaald
naar links en rechts gekeken
Hier ben ik onverwachts beland
straks wordt het brood gesneden
de thee gezet, sap geperst
eierschalen gebroken op de hete
harde rand van de koekepan…
stobben liggen blakend op de bleek
ik neem iets wolligs waar, ik popel
amai, het is hem, de zeldzaamheid
rafelige hoed, mee zo velen hier bijeen
we ruiken gebakken eiers mee spek
Sefke roept, kijkt in zijnen koekepan
zwammen zeg ik, gaan we hallucineren
mekaar bestoefen of plezant broebelen
d’r staan meer dijken dan deze morgen
overal…