Wij banderheren, in getale veel,
Vlieden het vaderland, ons aards priëel,
Meest al om weldoen, buiten enig schuld.
Laat ons de Here bidden om geduld,
En meer ons zonden dan Gods straffe haten;
Des Heren goedheid zal ons niet verlaten.
Om `t lijf te houden men rijkdom begeeft
Met alle daar ons herte zeer aan kleeft.…
Want hij houdt van zijn bruid in zijn ziel veel,
Al ziet ook 't meisje bij ongeluk scheel,
"Dat merk ik 's avonds toch niet," zei hij, "in 't priëel."
Wie hieruit evenwel afleidt, dat onze kwinkelerende Leander
Voor Herootjes alleen tiereliert, en nooit voor een ander,
Doe mijn complimenten maar terstond aan zo'n naturalist,
En zeg…