kleurde vermiljoen
We zakten door gezwollen benen
We zogen vaak op kiezelstenen
Bij gebrek aan dagrantsoen
Geen kou, geen hitte kon ons deren
Geen geweervuur deed ons keren
Twaalf maanden jachtseizoen
Ons wapen glom van poetskatoen
We kropen door het zenegroen
Soms schoten we een parelhoen
Dames kwamen zakendoen…