De sterrenhemel vertoonde zich naakt aan hem
Elke avond weer
De nachten waren zoel of stervenskoud
Het deerde hem niet
Zo leefde de gesjeesde architect
In een lege regenton
Hij at het water dat neerdaalde als het regende
En dronk het eekhoorntjesbrood dat aankoekte
Aan de zijkanten van zijn ton
Zo was zijn leven fel en grof gekarteld
Iets…
De glazen hal was waar de mensen bijeen kwamen
Er was geen koning of president
De materie sprak tot ons
Zij verklaarde hoe het was gekomen
Dat ramen nu vertelden hoe het moest zijn
Vele millennia hadden zij geluisterd
En waren wijs geworden
Van volksmenners en redenaars
Een greep naar de macht hadden zij gedaan
De materie overwon de geest…
Nog voordat de avond viel
Leerden wij te leven
Maar dan ook echt leven
Vanuit onze tenen
En tot de haren op ons hoofd
We bezochten de clubs langs de boulevard
We aten het strand dronken de zee
De branding slechts als dessert
En de mensen die we ontmoetten
Als kers op de taart
In holen in de bergen langs de kust
Brachten we de nacht door…
De zon stond laag en hing roerloos
In een alles verhullende nevel.
Over de velden vloeide haar tedere licht.
Koeien stonden stil aan de sloot,
En staarden gedachteloos in het ondiepe water.
Terwijl de zon steeds hoger steeg.…
Reigers zetten hun vlucht naar het oosten voort.
De hemel wordt doorsneden.
Genoeg beschutting geeft de bamboehut.
De zon staat nog niet hoog.
De meester lacht: hij is tevreden.…
Waar de zon nooit schijnt
Daar woon ik.
Bij de omgevallen boom,
In een hut onder de grond.
Niemand kent mij,
Maar ik heb weet van al
En iedereen.
Ik zie met mijn derde oog
Knarsend de wereld aan.
En zeg de mensheid:
Keer nu om!
Het is nog niet te laat.
Maar niemand luistert
naar een zonderling
Met een vergiet op zijn hoofd…
Het paradijs waait open.
Nog een keer vluchten wij,
En verworden van aas tot prooi.
Het huis is gevallen.
Bliksem, donder slechts
Zijn van het hoge rijk nog over.
De dag is geweest.
Snel valt de schaduw
Over wenkbrauwbogen.…
Zij razen door de nacht,
Hun luister wordt verbrijzeld
In het draadkruis van de goden.
Nog een wende
En het is gedaan.
Zullen zij lachen,
Huilen op de wind.
Bomen zien, en vogels,
Vissen in het water.
En boven hen ontwaren
Een verre zee van licht.…