Tastend zoeken wij ons een weg,
Door volle struiken, langs hoge bomen.
En dan ineens dat lentegroene dal.
Niet langer zetten droogte en noodweer
hier de toon.
De zon schijnt stil,
En de regen daalt als een zachte mist
op ons neer.
Hier wil ik zijn,
Hier wil ik wonen.
Ik ben al waar ik heen zou willen gaan.
Alle dromen zijn verhoord…
Zij razen door de nacht,
Hun luister wordt verbrijzeld
In het draadkruis van de goden.
Nog een wende
En het is gedaan.
Zullen zij lachen,
Huilen op de wind.
Bomen zien, en vogels,
Vissen in het water.
En boven hen ontwaren
Een verre zee van licht.…