Je had me alles voorgezegd
toekomstdromen in een aangereikte adem vervoegd
trouw en openheid voorgekauwd
in doctorale precisie.
In elke vleselijke navertelling
onversneden liefde toegefluisterd
met in elke adem, elke zucht
aandrang naar blijvende verbintenis.
Waarom zou ik ooit vermoed hebben
dat je de draaiing van de schaduwkant
zou nuttigen…
Drie armlengtes zijn er tussen ons,
zo nabij ben je. Ik kijk je aan met mijn
handen in mijn zakken, je glimlacht en
peilt naar het waarom van mijn doelzoeken.
Ik wil mijn armen uitreiken, je vastpakken
en kussen (drie zoenen zouden wel kunnen)
en intussen je boeket geuren opsnuiven,
terwijl ik “proficiat” zeg, ”gelukkige verjaardag” ook.…
Gris me
spies me vast
op de doornen
van je liefde
pluk mijn pluizen
van vertwijfeling
en blaas ze
in het windpad
kloof mijn bast
naar bloot hout
en pel mij
uit mijn dop
rol mijn naaktheid
in je handen
ik capituleer
staak verzet
bied me
geheel aan u
onbedekt
een willoos bloot.…
Een woud met de kolossaalheid van
een jak gereduceerd tot een zee
van schrompelhoofden, de wenselijke
wedergeboorte kiemt reeds in ‘t verval
als bruine vlinders alleen nog neerdalen,
en oude angst vervaagt in troostvolle rust.
Knisperige bladeren met een sepia geheugen
hopen zich op tot lijkenpiramiden
en operahelden zonder tooisels
tellen…
Een hemel als een hangmat,
met één enkele vingerknip
baarde de ochtend
een woordeloos bestaan
de zuiderse tijdsbeschouwing
is uit de wandelgangen weggewarreld,
seizoensgeschiedenis
uit de bomen geschud
zwijgplicht
formele roerloosheid
toverspreuken van stille inkeer
is alles wat rest
en jij
in je vermiljoenrode…