Neem mij tot je
als brood. Drink mij,
adem mij in.
De binnenkant van je huid
zal ik kussen, je gebeente
verwarmen. Je hart
dat als een getergde vogel
tegen de kooi van je ribben slaat,
zal ik liefkozen zachter dan
het licht de toppen der bomen.
Om alles wat mij
niet langer lief kan zijn.
smeek ik je: lijf mij in.
Buiten jou kan ik niet…
Niet rooskleurig
het licht van mijn feiten:
een handvol dode mussen
en geen vogel in zicht.
Toch hoor ik hem zingen,
de lijster, voorbode van
de zoveelste lente
en prompt steekt de hoop
zijn zoveelste kop op.
---------------------------
uit: 'Onvoorzien', 1966.…
Jaren later
op een heldere middag
vol nuchtere geluiden
en bezigheden in een huis
dat je nooit heeft gekend,
herinner ik mij plotseling
hoe zacht je ogen werden
als je mij aankeek.
En even verschijn je mij
ten voeten uit, onverwacht
overgekomen uit het tijdeloze.
Zo zacht zijn je ogen
dat ze mij verzoenen
met je weggaan, sneller
en onverwachter…
Tegen half september werd het
na een legendarisch lange zomer
opnieuw snikheet. In een stenen kamertje
waar ze aan een zuurstof-apparaat geklonken lag
daalde toepasselijk de schemering.
Terwijl zeven verdiepingen lager
voor de deur van het ziekenhuis
een jongen en een meisje hoorbaar
afspraken de volgende dag te gaan zeilen,
kwam haar adem…
Ergens in huis
slaat hard een deur dicht
en even wankelt
de kleine giraffe
van vrolijk oranje plastic.
Geschenk van een 6-jarig
jongetje dat pendelend
tussen ontredderde ouders
zijn lot onbegrijpelijk
blijmoedig draagt.
------------------------------------------------------------
Gemis, ontgoocheling, afscheid en dood zijn de centrale thema…