De groeven van de lange winter schuilen onder mijn nieuwe huid,
En het hart,
zacht dichtgeknepen,
springt met frisse veulens naar de groene grasoverkant…
Die zweem van vrijheid prikkelt mij en doet het dartel lam in mij verrijzen.
Even blikt - met wasemogen- dit oude leven achterom…
En kijk,
het grijze schaap wordt lijk.…
Ik had je graag gekend…
Niet alleen je naam gelezen, maar hem genoemd…
Dan had ik geweten welke woorden je oversloeg
voor je sprakeloos en koud tot beeld verging.
Want wie nu vertelt het verhaal van de held…,
van zijn angst,
zijn afgelegde tederheid,
de zere huid van zijn handen,
zijn weerloze hart dat barst,
en breekt…
Wie kijkt in…
Het stuift…
In mijn hoofd stuit het verstand op de greppel die ik als kind groef
tussen stekelige kruisbessenstruiken en margrieten in,
en waar een kruis een graf benoemt
en nog een steen met eeuwige letters
aan die kant waar bloemen zijn.
En het waait takken tegen mijn blote benen
en het schramt op de huid die groeven draagt…
Nu al.
Nog…