Kijk hoe stil ze worden bij de luier
die het kleine carcas omvat, zoals de
scherf van een eierschaal het beetje
leven dat de avond niet zal halen.
De telefoon eruit, gordijnen dicht,
zo groot en zo onwerkelijk hun huis
vandaag. Kijk hoe stil ze zijn nu,
niet ontwaken uit hun boze droom.
Erheen, steeds maar weer erheen;
in kijken schuilt…
Wanneer je het straatje nog weet,
ga dan eens terug naar die middag
in het slapende hart van een zomer.
Je zult zien, er is heel weinig
veranderd, omlijst als het blijft
door die ene altijddurende tel.
Bijna niets. Onweer verstopt in
de lucht. Blad slap en donker.
Geen wiekslag. Geen klokslag.
Ongemerkt vertakt zich de tijd
tot vandaag…
Zal je op een dag vertellen hoe wij
in de winter bouwden aan een hut.
Hoe diep je tussen ons kon slapen
in de buik waar je nog woonde.
Hoe je in mijn hand ging liggen
om te vertrekken naar de lente.
Zo is overlevering altijd het maken van
herinnering. Maar geen beter antwoord
op de vraag waar je vandaan komt
dan beelden van september…