Je vraagt mij naar mijn tranen
of ze soms zijn opgedroogd,
ingedampt tot scherpgerande
zoutkristallen in mijn oog.
Je vraagt mij naar mijn liefde
of zij mijn hand nog leidt
en mijn hart op het jouwe legt,
gelippenstifte minnemond.
Ik vertel jou van de broosheid,
jou, porseleinen danseres,
van de aalgladheid van momenten
als regenbogen…
Ik meet jou aan je schreden af:
zij rukken het moment uiteen.
Vriendschap woekert nog in ‘t graf,
naar het mij ooit scheen.
Doch wat blijkt nu jaren krimpen?
Je vriendschap duurt geen leven lang.
Nimmer dacht ik jou te schimpen,
maar ondraaglijk werd je dwang.
Jij dronk jenever en mijn bier
wanneer de kroegbaas niet wou sluiten.
En wat…
Het is niet bij mensen dat
mijn hunkering een huis vindt,
een plaatsje om te slapen,
een deken voor de nacht.
Weggedoken in mijzelf
wacht ik de zucht die ’t vuur laait,
de stem die zal spreken,
het woord dat daden knecht.
De wind door het schuifraam wappert
het gordijn en speelt met de vlam
van de kaars die in mij brandt.
Het vuur…
In gouden gewaden ga jij
als het wuiven van korenaren
over de velden van mijn minzucht
naar die zee van eeuwige luwte.
Het zwarte haar in dikke vlechten
dansend op een schouderblad
dirigeer jij mijn ritmiek,
metronoom van mijn verlangen.
Schenk mij je wijn
nu de druiven nog zoet
en laat je lippen niet verschralen
maar dompel ze in…
haren voor de ogen
buitenwereld dichtgeplakt
gesluierd onvermogen
’t koffer vol verlangen al gepakt
een sluik gordijn van koperdraad
je eigen koudeoorlogstaal
gepantserd schromen over straat
wattendot in roestvrij staal
wanneer zal de bloem ontwaken
die sluimert onder glimmend ijs
wanneer de rozenknop ooit blaken
wanneer zaad in plaats…
Zonder naam ga jij
geblinddoekt het bochtige pad
en de schelpen knersen zonder echo
geschraagd door jouw verlangen
steeds één tijd, één plaats te zijn.
Vluchtiger dan ik
wissel jij gedaantes als een hoed
en wist geschiedenis
voor zij geschreven is.
Geen foto draagt jouw beeld
en geen steen zal jouw naam torsen,
door tijd noch plaats…
Ik weef een web van licht
aan de hemel die baadde in duister,
de dag groeit langzaam een gezicht
en een stem aan verscholen gefluister.
Ik schenk kleur aan de druppel van dauw
die hangt in ’t ontluikende land
en schoonheid en kracht aan de vrouw
wier licht in de avond gestrand.
Waar mijn stralen de ochtendstad strelen
waart mijn zachtste…