Oudheid
netgedicht
Er dwarrelde een kind mijn leven binnen,
één en al lente
en vrolijk jolijt.
Haar leven moest nog beginnen;
Het mijne was al bijna
uit de tijd.
De frisheid van heur haren
danste om mij heen,
bedwelmde mijn zinnen en bracht mij terug
naar tijden lang heen.
Vervluchtigd,
Verloren,
Vergaan in de tijd.
Haar lipjes, zo roze, weken vaneen…