hoe ik je naam prevel, niet kan leven
niet kan sterven zonder jou omdat jouw schaduwen
mij achtervolgen
hoe ik laatst door je straat wandelde, dichtbij je huis
stap voor stap, bedachtzaam
iedere taal uit mijn passen haalde
tot het kruim mijn ledematen omsingelde
hoe ik brak toen ik jouw handen
in andere handen voelde, mijn rechterarm…
koning in rede
wekker van vervoering
was het liefde
toen je sprak van gedeelde tronen
verraderlijk vulde je
de container van een geweer met rozen
en kocht
je argeloze onderdanen om
heersen is je land en lichaam
het leger je begeerte
proeven je tweede huid
neen, voor mij geen heer
geen wapens meer
en ik bid
dat ik nooit…
Als ik zo vrij mag zijn
welwillend en waarachtig te vragen
zonder buiten de lijn
je vermeende Goddelijkheid
te mishagen
waarom je tong van zin zo zacht
de ridder en de zwaan
zelf bedacht
niet meer, niet minder
musicerend als kleine jongen
om naam en faam…