door stads- en lenteleven drentelen
met een zon die piepend op de schouders hijgt.
jazzybomen kuieren door het park
en eenden fluisteren hun veren
langs de waterspiegel heen
een borst vergaapt zich aan een kleintje
een bank dommelt onder 't oudje
terwijl grasveld geurt naar fris
en frisser tuimelt een wolkje
boven die stad
mijn woorden…
windstil overal, niets beeft
en het groen dat om de bomen zweeft
hangt roerloos, ik wil
nu gaan vertellen van mezelf, wees stil
mijn stem, in 't midden van dit land geboren,
in vlaanderens wieg, daar kunt ge z'horen,
al vliegend naar het blauw
zo transparant als morgendauw -
zij spint de fijnste wolken die het hoogst
drijven en draven…
feilloos zijn nog niet mijn worp en zet,
mijn dicht maalt met happen en schokken.
hoog in me zijn engel en beest betrokken -
het dichtersbloed is nog niet dik,
mij droom heeft zijn doel niet onthuld.
ik ben slag noch stoot, onvolmaakt vervuld -
sinds die dag, in hoop te verrijzen,
met een nieuw licht, vel of snoet.
op muzische wolken was…
stekeblind zoek ik mijn weg
door de koude geluiden
van een nieuwe morgen
in mijn keel houden vogels de kop
diep in mijn krop verborgen
- de winter duurt mij lang -
mijn benenspel kan nog niet bekoren
zwarte prins, met je hart
als een bittere olijf,
ik zie je trots en schrijf
gespannen, wijdbeens.
het beetje ziel dat ik was,
aanslag…
er stond eens een man in Tervuren
uren naar een tuinbank te turen.
zij was zo mooi
(erop lag een lichtekooi),
dat z'er schande van spraken, z'n buren.…