Het waren de laatste overgebleven helden
Van een tocht die jaren duurde
Waarin zij hun liefde wogen
In elkanders armen en wanneer hij
‘s nachts thuis kwam vond zij hem ’s morgens
Dichter bij haar dan ooit, dan drukte hij zich tegen haar
Borst en hoorde haar hart slaan
Zij genoot van elke blik die hij haar schonk
En vond het zo leuk om zich…
Wat voelde je
toen de Karavaan
voorbij trok
Voor je ogen
Lachende maskers
van meisjes
Bleke karkassen
van kinderen
De gulzige smoelen
van monsters
Voorbij slenterden
Van rol wisselden
Je het ravijn zag
waar ze zich in
zullen storten
Wat voelde je
toen je tussen
gondels en pleinen
heren en wijven
langs bitter gekrijs…
Mevrouw, ik zie jouw ogen
Zo bloeddoorlopen
Dat zelfs het breken van de hemel
Boven onze hoofden
Een rozenregen is
Mevrouw, ik zie mezelf
In de glans van je traan
Staart een kind naar mijn blik
Ziet de verbazing als ik schrik
En sluit schichtig zijn ogen
Mevrouw, kijk naar mij
Achter de droefheid, het verraad
En de schijn…
Jij, bloesem van Magnolia
gehuld in witte lakens
van een wankelende lentebloem,
walst op de golven van een bries.
Een zucht tilt je op,
voert je langst honderd stromen,
laat je rusten op wervelende paden,
ijle rivieren van de lucht.
Zacht dwaal je neer
als naar de bodem van de zee
waar je opnieuw zal bloeien.
Maar wees geen bloesem…
In de verte wacht de zee
op een jonge zalm
die zich ongeduldig
met de stroom zal laten glijden
Hij zal staren over de gonzende diepte
Waar hij langzaam ingetrokken wordt
Maar voor het zout in hem kan kruipen
Zullen zijn holle ogen sluiten
De zalmen zullen elkaar vinden
Samen wachten ze tot de tijd komt
Om hun verleden terug te zoeken…