Gevangen lig ik hier
gekluisterd aan mijn bed
Machteloos mijn lichaam
krachteloos en eenzaam
Gek word ik van die stemmen die praten over mij,
soms fluisterend, meewarig en elke keer vol meelij
kijken ze in mijn ogen
zie ik hun mededogen
Ik wil wel praten maar kan het niet
het doet ook mij heel veel verdriet
mijn stem wordt niet gehoord…
Als rijen militairen gevallen op het veld
zo liggen de jasmijnen in en op elkaar
heel krachteloos! van bloem en blad ontveld
en naakt. En op het blande zonpad waar
de merelzang nooit zweeg, het goud
is morsig nu; 'n kleiïg weke grond
strengelt in grauwe banen zwart door 't hout,
en 't hout is arm en kaal en menigwerf gewond.…
Een damp, alom,
die, stinkende, onder de aarde
geboren is, nu dansen gaat,
en spotten met de zon,
die ‘s Winters onmeedogendheid
niet langer baas en kon
en henenging; die, krachteloos,
voor goed misschien, ontaardde!
Afgrijslijkheid?…
Mijn hart uit wellicht koel en mijn gezicht voelt wellicht koud
Nimmer heeft een bezoek aan hun gebeitelde naam me berouwd
Er zijn nu amper bladeren die krachteloos doleren en bloeien
Maar sneeuw die me maagdelijk weer hernieuwd op doet bloeien.…