Thuis op de bank
verfrommel ik de randen
van het kotszakje
De oude tijden, de oude liedjes
de smoesjes bij het uitstel
van de beloofde toekomst
zijn terug, terug
van niet weggeweest
We zijn nog steeds thuis
in Vadertje Staat, onze
vrijheid was een droom
Er zijn geen muzikanten
en geen mooie meisjes
uit Oekraïne meer
De ijzeren…
Ik weet het
vaders falen
als de grote man
die de buitenwereld kent
bij wie je veilig bent, en blij
wanneer hij trots op je is
die je meeneemt en wegwijs maakt
in zijn domein, en stap voor stap
ga je zien dat het anders is
In het begin telt dat niet
maar ineens is het over
Dan luister je niet meer
naar je koosnaam, vecht je
krassen…
onophoud’lijk
ruikt de vrouw
aan manvolk
ze zoekt de
Ware Jacob
een open boek
met tekst
voor als zij
tekst moet
weg
als hij weg moet
zacht en zin in
haar
als zij
zin heeft
veel vloed
in zijn tegoed
om haar gnuivend
gefêteerd
gekoketteerd
te bekokstuiven…
je vraagt je af
heeft het nog zin
je af te vragen
over hoe het was
toen bij het begin
je vraagt je af
waar we nu staan
hoe lang zal de aarde ons
nog kunnen voeden als
we zo met haar blijven omgaan
je vraagt je af
dat er niemand in die zwarte kerken beseft
dat uit hun gedrag niets blijkt van liefde
verdraagzaamheid richting medemens…