Rijpe, tot volle wasdom gerezen, himmelhochjauchzend uit de toppen van hun tenen schreeuwende rozerood aangelopen van verlangen naar verlossing in loodzwaar neerbungelende omhulsels van mysterieuze mature, onder zachte schil bijkans uit hun voegen barstende, granaten sterren, elstarren en ander nog niet tot fastfooddrink uitgeperst vruchtvlees, hunkerend…
maan vast
steeds later
en waar je stond, donker,
in je slaap van geloven
kraakte de dag, voor en na
net als de boom
die beverig zijn onsterflijkheid
wilde bewijzen
aan het bloesemmeisje
naast hem
met vroege kersen in haar haren
de nacht viel, zo ook de maan
en even was ik iets
meer
dan het ogenblik, een gestalte
in de bloeimaand…
Nu zijn wij vreugdenrijk, gelijk de bijen,
Die naarstig honing garen op de hei,
Of als de zangvogels, die zich verblijen,
Nu alom weder heerst de bloeimaand Mei.…
Ik somberde, het was een warme dag
Ik telde met de kerkklok mee tot tien
Ging wandelen en heb iets moois gezien
Het was nieuw leven, donzig wat ik zag
Ik ging direct voor vreugde overstag
De Bloeimaand is mij dierbaar sedertdien
Ik somberde, het was een warme dag
Ik telde met de kerkklok mee tot tien
Het leven kent nu eenmaal tegenslag
Met…