Mist tilt zich omhoog
langs de rails fonkelt de dauw
de zon ademt licht
Toren tekent zich af tegen
de bleke hemel. Zijn klok bewaakt het uur
waarin de nacht nog niet helemaal loslaat. Rails glanzen
vochtig, draden hangen traag— station ademt de stilte van een ontwaken.
Trein schuift het perron uit,
een ademtocht die de ijle lucht doorsnijdt…
Het is vreemd, hoe eenzaam je kunt zijn,
Schouder aan schouder, dicht gepakt in de ochtendtrein,
En hoe onvoorbereid je kunt zijn
Voor een schooldag die zich dichterbij heeft gesleept als een trage storm.
Gevangen tussen de angst van niet te weten hoe ik het ga reden,
En de beslissing dat ik moet.
Word ik wakker,
Veilig in jouw armen.…
werd as verbrande kool in 't groene graf
van wildernis in wat ik tegenkwam
In vrijheid heb ik mijn proloog geschreven
maar kijk nog steeds in bodemloze leegte
avonturier in denim jeans op jacht
naar volgevreten wild, meer dan 'n lichaam
doch zonder sporen van een worsteling
tussen wie ik ben en wie ik was
Ik neem voor dag en dauw de ochtendtrein…