Ons bespiedde een zomerse lentedag,
toen wij vertrokken naar ons samenzijn
in de wijde omtrek van het buitenzijn,
waar een vruchtbaar jaargetijde voor ons lag.
Jij vertaalde jouw zwijgzame zonneschijn
met jouw lokkende blik en jouw gouden lach,
tot een beeld bekend ik in jouw ogen zag,
ach, mocht ik nimmermeer daarmee zonder zijn.…
Lauwe lentebries verwarmt mijn gezicht,
Wangen die gloeien gaan van zoveel buitenzijn
Waddengolfjes die kabbelend
Tegen de zeedijk van onze late jeugd
Zachtjes hoorbaar in stukjes slaan;
De grilk die stiekem met ons meeloopt
Onderaan de dijk, en wel goed uitkijkt
Dat hij niet te dicht bij ons komt,
Maar die ons ook voor geen goud…
zo'n gezicht vertelt je een verhaal
lach en zorgrimpeltjes
lijntjes van pijn
denkrimpels fronsjes
soms een ietwat verweerd
van het buitenzijn
je bent al wat ouder
maar je mag er toch zijn
blauw geaderde handen
een dunnere huid
ach gossie, is dat lelijk...…
Het ritme van de seizoenen
houdt mijn hartslag in balans
als ik er in meega
en me s winters niet lui
in een gemakkelijke stoel
vergrijp aan de voorraden
maar een jas aantrek
en eropuit ga, over bergen
of weiden voor uitzichten
zonder muren
met een warme zon
in het centrum
van mijn lichaam
die mijn geest verruimt
met het landschap…