Het wachten was op een creatio
ex nihilo. Een of de creatio. Ooit. Aeonen her.
Maar wachten? Door wie?
Op wat?...het licht. Allicht...
Al-licht!
In zeven dagen, zoals de oude schrijvers getuigden...
en nachten...zeg ik er bij...…
Kan dat?
dacht ik toen hij binnen stapte
jong, lang en knap
eigenlijk, zou moeten schrijven
zoals testamenten geschreven worden
voor de laatste maal biechten
laatste sprankel van de vrije wil
de laatste alomvattende gedachte
het laatste oordeel van het geweten en
de laatste ronde uit het hart en
zintuigen zingen
zou moeten
iedere…
Daar immers schuilt d’Origo
der dingen die de dichters vingen,
eigen makelijspinsels
van de donk’re Kant der maan:
als een creatio ex nihilo.
Skydivend waaiend uit alle hoeken der ijle bergen;
“double blind, double blind”,
vol etherzonden.
Maar in de zwischenzeit lachend op de bike met handjes los..…