Neen, Puniër noch Schyt kon zulk een wonder scheppen
Dat in d'aanschouwbre trek de onzichtbre stem besluit,
Die d'adem ruisen deed, en tong en lippen reppen,
Verbond de zichtbre vorm aan 't hoorbre spraakgeluid.
Wat raast de dwaasheid dan van vroeger beeldentekens,
Ten dekkleed uitgedacht voor Leerverborgenheên!…
Mijn oog viel op een vlek onder de zee
van woorden en verklaringen, begrippen
in lemmata, van ajax tot xantippe
in dit geval op cannae vlak bij zee
die jij als mare nostrum vast zult kennen
de middellandse zee bij de romeinen
de vechtjassen voor caesar en de zijnen
die heersers werden van de apenijnen
ze haalden met hun ijzersterke schilden…
Eén dag vermag heel veel
in oorlogstijd
Want ook Fortuna zakt menigmaal terug
Nooit blijft een mens van haar steeds vergezeld
Wij wachten, voor de strijd
is tijd niet rijp
Zij slaan de slag af, bang voor bloedvergieten
En doodsangst, die ze aanstonds ondergaan
Op velden dreunen myriaden hoeven
Voor lans en speer is het nog
niet…