gedichten verkrotten
verbindingen verrotten
alles stort in
en sterft en bederft
en verstoft en verstuift
en ploft
uitgeblust uit elkaar
poëzie niet meer strak gespannen…
mijn pupillen
bedruipen wanden
slierten langs sporen
van mijn zaad
de kakkerlak
die zijn weg vindt
in het verkrotte pand
vol slakkenmeel
en jij ligt in
het laatje
met je gezicht
nog steeds omlaag
maar ik vergaar jou niet
het is de aandrang
onbewoonbaar
als ik ben…
zij zagen hem lopen langs de straten
was nooit met iemand aan het praten
niemand kende iets van zijn levensverhaal
een vreemde met een onverstaanbare taal
hij ging met ietwat gebogen schouders
toonde daardoor een tiental jaar ouder
zijn ogen lagen diep en keken verward
of hij niets meer van ’t leven had verwacht
hij woonde in ‘n verkrotte…
Waarom nog zoveel vragen
als paarden snuivend de dagen “ver-dragen”,
hijgend en schuimend in de piste lopen:
verkrotte wijken door tijd verzopen?
Zal ik rusten gaan in nooit
of blijf ik dralen in ooit?…
tegemoet
bij een zomerse zefier
roept de verbeelding
ahoi, schip ahoi
op de pier
meeuwentirannie
in de straten
spraakgebrek sans gêne
geld vervloeit in held
ruimschoots
wolkendraken in beton
in overvloed
maskers van verkrotting
ensor verliest het licht
op zijn blazoen
vloekt vernieuwend
op het bal ‘du rat mort’
er zitten pissers…
dat leeg liep in verkrotte achterbuurten
dat sliep onder ijskoude sterren
en zijn eten zocht bij een vuilnisbelt.
Heb je het kind gezien?
dat in zijn onschuld, al werd verguisd
omdat zijn ouders voor moord de doodstraf kregen
en wie bekommert zich nu om zo’n kind?
Heb je het kind gezien?…