Alsof het nimmer zondag was
En zo was het zondag en liepen zij naar de kerk
met in hun zak, het bekende zilverwerk
Maar zodra die zondag is afgelopen,
kunnen ze ook buiten de ganzenpas gaan lopen
En geloof me, dat doen ze!…
aangemeerd
Dan scheert een meeuw
Hapt naar jouw tepel
De zoetzure bes
Die verschrompelt in de ijswind
Ritselend door zwart lover
Als in een vergelend boek
Een slavenleger valt onze boomgaard binnen
Wiedt het onkruid dat verstikt
De kleuter die in de struiken in de modder peutert
Luistert naar de zeis die ons weefsel schendt
Kijkt naar onze ganzenpas…
De dag begon
met een stralende zomerzon
aan mijn voeten, in het gras
omringd door bloemig leven
en twee maal twee in ganzenpas
langs de waterkant
onder dons
met blauwe rand
een zachte lach
en pril gesnater
spelend in de wind
zo kleurig mooi
het zomerkind.…
het bonkt in ganzenpas
alsof er wegen lopen
in plaats van rode wormen
die gelijkmatig zouden
moeten zwemmen
het stamelt vre de vre de
in een steeds sneller ritme
alsof het tempo weet
dat angst woekert met tijd
het groeit langzaam
net niet onverdraagzaam
het scheelt weer een haartje
onder een weelderige pruik…
het strand droeg parelmoer en water…
onder een oppervlak van kou liep liefde mee
warme truien elders als een extra jas
de ganzenpas van twee
hand in hand en zijn glimlach smolt
rond wat ik kon vertellen
blij, ontvangen door een hart
dat meerdaags gaf en bovenal het kindergraf
dat licht verstuurde
uit haar dood
dankbaarheid was groot…
Een steeds verloren vergezicht
spreidt zich over torenspitsen heen
spotlights op glas in lood gericht
belichten helder het rijk alleen
vergeten gras bij morgenlicht
nestelt wild ganzenpas onder steen
het platteland vergraasd, ontwricht
verjaagt de zwaluwen uit het veen
maagdelijk baart de wintertijd
haar vorstelijke enig kind
ondergesneeuwd…
snelle wielen en vier sterke armen
verder en verder en verder
langs dijken en rosgekopte grutto's
als marskramers
op pad
almaar rechtdoor
alle uitspanningen dicht
want maandag dinsdag
zondag is de dag des Heren
eten genadebrood
en moedermelk
en alle vogels zingen
en klappen in je handjes
en de lammetjes huppelen met de eend
in ganzenpas…
Het witte licht dat hij niet gunde
in de ogen van de ander
was het licht dat hem verblindde
er te zien wat werkelijk was
en viel gelijk zijn zere benen
zwartgekoust - toen zij verdwenen
in zijn stervenszee van woorden
waar hij vrijheid anders las
om er als opmaat slechts te dienen
voor zijn zwarte ganzenpas
Maar nee - de drommel was niet…
de maskers die
geld en macht dragen
zijn door tal van
mensen hagen op
parades bewonderd
vuisten gebald
de knuist op
het hart hebben zij
hun goden vereerd
zwerend in ganzenpas
nu heerst er een
benauwende sfeer
op de plaats delict
waar verraad echt
manifest gaat worden
bij de donkere
borders van de hof
van getsemane lichtte…