Dood, dit wil ik van u weten
Dood, wat doet u in het leven
Ons is korte tijd gegeven
Waarom bijt u zich verbeten
Vast in jong of in versleten
Dat wat er werd opgeschreven
Maakt dat ik nog ben gedreven
Om te slapen en te eten
Als de wijzers van de klok
Me ijlings tot de orde roepen
Ik me op het heden richt
Leef ik, leef ik, slok en slok…
Soms blijf ik middagen in bed
En houd dan op met te bestaan
Ik oefen me dan in vergaan
Beroof mezelf van leed en pret
Bemerk dat ik het redelijk red
Om los te laten lach en traan
Dat ik me er doorheen zal slaan
Wat u Dood ook aan zuurs voorzet
Door u met een been in het graf
De ziel met angsten vastgepind
Doet u de mensheid veel verdriet…
Je wilt een pleister zijn op vele wonden
Ik voel het in het diepste van mijn ziel
Ik heb nu eenmaal mijn Achilleshiel
Als filosoof heb ik veel te doorgronden
Je speelruimte werd drastisch ingebonden
Wat maakt het, Etty, dat ik voor je viel
Dat ik als jij verstil wanneer ik kniel
Vol vrees voor moedig man te licht bevonden
Ik wil meer blijdschap…
Jij, bouwsel van gewoonten en verlangen
Besef dat het je nimmer zal gelukken
Om welzijn uit je toekomstbeeld te plukken
Of onlust aan een zondebok te hangen
Je holt je hele leventje door gangen
Achter een etensbak vol droom en nukken
Zoals een hond achter oud brood, aan stukken
Gescheurd door een bazin vol ratelslangen
Je wezen valt niet…