in zuiver witte kristallen oneindig, doorschijnend glas,
valt stille sneeuw, dwarrelend op de adem van de wind,
zacht, uitdagend, maagdelijk wit, bedekt de sneeuw
geil glinsterende olievlekken van meedogenloos asfalt,
de sneeuw verbergt het vuil van de gewone straten,
met donzig wit, bedekt zij alles wat ik vergat,
verbijsterend mooi, de stilte…
donkere oog van winter
dat mij het argeloze ontneemt
en alles doet vervagen
alsof ik je nog nauwelijks ken;
de belofte die je gaf
tussen zwaluwen
en de twee stenen waarop het vervolg
te lezen was, je gedicht onder een bloeiende boom
als een zachte blos op de mijne
op het licht dat neerviel, zonder aarzelen
en dat nu het lot
onder de sneeuwstilte…