Niet minnend aan het leven in de kolkende
mensenzee weet de vliegeraar dat hij
zijn hoop aan het lijntje verbindt.
Hij is de vliegeraar, dat eeuwige kind.
Een nietig element onder de zon, voor wie
het leven ophield voordat het begon.
Speels neemt de vlieger hem op sleeptouw
mee, en geeft hem de levensruimte die hij
elders niet vindt.…
Het spel van lopen, snokken aan het touw en laten vieren
scheervlucht als koppig neen boven de kale weide.
Langzaam wint hij hoogte, met een ruimere reikwijdte
wordt koord gegeven al hij erom vraagt, een verzadigd zegevieren
Hoger dan canadabomen en het dennenbos
daar ligt het huis, waar ze woont.
Hij hangt nu stil, ik hoop dat ze zich vertoont…
langzaam maakt aarzeling
plaats voor het gezicht
dat ik nog herken
van verweerde spiegels
achter de bar
mijn kamer vijf hoog
of later uit je brieven
masker had mij taal geleerd
taal van woede
van berusting
liefde woord na woord
zo ook zwijgen
als ik niets meer teweegbracht
masker in zand gelaten
maan in plooien van wind
of vliegeraars…