snuit
die heel hard zou kunnen blazen
maar het verhaaltje waarin dit gebeurde
is zoals niemand echt zal verbazen
voor die jonge deerne uit Deurne
hiermee nog heel lang niet uit…
Tussen de beken
langs het smalle wegje
stil in de regen
kom ik gegaan,
kom ik gelopen
en tijg naar de verten
tot waar de woning
in ’t naaldbos moet staan,
kom ik getreden
langs bloemen en grassen,
druipend van water
groen-blank in het licht,
kom ik getogen
al zeggend en zingend
’t zinrijke woord
van het beeldend…
Lief is ‘t mij te lopen dromen
in de laan,
als door ’t lover van de bomen
koelten gaan.
Beuken zijn ‘t, rood-donker-bruine,
flonker-goud,
als men vindt in buitentuinen,
eeuwen oud.
Wat een weelde stil te dwalen
uren lang,
door de lover-kathedralen,
rijk aan zang,
velden langs met wind-bewogen
goudgeel graan…
In ’t oude park
ligt als een ark
’t eiland in ’t water.
Zilverlicht van de maan,
fantomen gaan
over het water.
Mijn bootje zacht
drijft in de nacht
op ’t donk’re water.
Hoor, ruisen fijn
van de fontein,
’t is zingend water.
Hoe wonder dat
droppengespat
stuivend in ’t water.…
In ’t berkenbos waar late zon
op zilver-blanke stammen scheen,
daar was ’t dat al mijn leed verdween
en nieuw geluk begon.
Daar beefde in ’t bos een rose gloed
al hoger naar de toppen hoog,
die ’t speelse briesje teer bewoog,
al zachter ging mijn voet.
Ik liep zoals een neofiet
gaat door de Tempel stil ontroerd,
aan de aarde…
Van Venray richting Deurne rijdend, waar een grenslijn
Noord-Brabant scheidt van Limburg, ligt links van de weg
een bosje onder een door bendes van forenzen,
wegreuzen en -piraten doorgezet beleg.
Er prijkt daar een verkeersbord, blauw met witte P.…