de rozen moeten gesnoeid, de heg geknipt
de houten schutting mist zes planken
het hoenderhok schrankt, naast verstokte druivenranken
bij de vijver waaruit het water ontglipt
ik zal de hemel op mijn schrale knieën danken
wanneer Azraël mijn naam aanstipt…
het te weten
voor het laatst
de Drentse hei
een seinwachter
zag alle 93
treinen voorbij
komen niemand
vroeg naar
de kleine
gevleugelde
opgeborgen nu
in een
vergeelde map
een nagenoeg
leeg dossier
achtergelaten
in het archief
in schaars vermoeid
papier rust een
klein leven
niemand gaf je
heengaan aan
blinde doodsengelen…
Ek sien hoe jy, doodsengel,
bloed aan kosyne vryf,
geen stand ontsien, kinders
selfmoord, aan ’n tou verstrengel.
Jy, magtige dwelm, onder
dwelms, maak dit so
bitter moeilik om uit te wys,
te snuffel, al die skelms.
’n “ Hero ” sal jy vir ewig bly ; oor jou
verwoestende krag, kan niemand stry.…
Als God ’t uur van uw afscheid heeft bepaald
doorsnijdt de doodsengel ’t levenskoord
dat uw ziel met ’t lichaam verbindt
Onherroepelijk spreekt hij het laatste woord.…
mocht niet zo zijn
mijn armen wiegen enkel lucht
elke ademteug slaakt ’n zucht
en de leegte trekt me in ’t ravijn
Veel te vroeg werd jij mijn kind
op zware zwarte vleugelslagen
achter het zonnelicht gedragen
in de luwte van de zuidenwind
waar jij tot slapen werd gesust
door de donkere hemelstromen
in ‘n wieg van eeuwige dromen
toen de doodsengel…
parmantig stapt
deze fattige dandy
doodsengel
door de arena
lucht bezwangerd van
bloeddorstigheid
de torro verwond
bloedend
razend verward paniek
angst schreeuwt uit zijn ogen
ik zwaai de oranje doek
o toreador
je kromzwaard verborgen
nog
tot net voor
de “genadestoot”
ik zwaai de oranje doek
angst bloed…
Winterlicht vreet de wijde heuvel
almaar kaler, buizerds zweven over
de grafstenen in de vruchtbare grond
die eeuwenlang olijfbomen droeg
De zielen zijn elders, waar Israël
hen brengt, de resten vergaan
in zwarte doeken, om als eerste mensen
de nieuwe wereld te betreden op de dag
dat de poort van erbarmen opengaat
Want daarvoor hebben…