Met mijn uitgeholde schoenen
liep ik murmelend verloren
door de dichtvertakte bossen
die verstierven in hun blad
Waar in stilte ik het fluiten
van de kierewiet kon horen
en verdroomd nog voor mij uit
de eikels trapte van het pad
In de schemer zag ik bankjes
die de elfen toebehoren
en ik viel op hen in slaap
met dromen die ik nooit vergat…
de herfst is mooi en warm
kleurt in tinten rood en
zwamt hier en daar in stoelen
een elfenbankje voor mijn lief
ik zou zo graag
de winter overslaan
direct door naar de lente
met dat onmetelijke groen
in miljoenen nuances
niemand in de kou laten staan…
Daar op dat elfenbankje in het bos,
kuste ik een mafkikker van heb ik jou,
opdat het een sprookjesprins worden zou,
en vlijde me gewillig in het mos.
Maar na afloop was ik niet echt voldaan,
toen uiteindelijk bleek dat ik de nacht,
met Klein Duimpje had doorgebracht.
Hij hield zelfs zijn zevenmijlslaarzen aan.…
Je bent geen kind meer
op dat elfenbankje,
noch die flitsgrage eekhoorn daarginds.
Onafzienbaar
heerst hier een grimmig regime.
IJselijk elegant.
Onwijs stil.
Tot
na een wending van de wind
goddank de zon zich laat zien:
humor de sneeuw doet spreken...!…