Voel je ’s nachts eens hoge druk,
Is een nachtspiegel je geluk.
Deze spiegel, het is een zegen,
Komt men vaak onder bedden tegen,
Is er, om je blaas te legen.
Maar wel opgepast,
Dat je niet naast het potje plast.…
zacht kabbelt
water in zijn
oneindige stroom
murmelen golfjes
het eeuwige liedje
van de verloren droom
waar in samenspel
van wind en maan
nachtspiegels ontstaan
in geel weerkaatst
op rimpelloos zwart
vollemaans pracht
maar overdag
als winterzon glimt op
de strak bevroren plas
dan zingt het ijs
en klinkt plezier helaas
nog…
de harde werkelijkheid is
dat jij
heel zacht bij mij naar
binnen dringt
je lacht, ik zing
de liefde danst
beweging onder wit en
boven alles
glanst mijn adem
in jouw ogen…
op je knieën, beval je
en alles werd zwart
stil
verlamd
de stoelpoten
gebonden aan de mond
van macht
schaduwen, de poppen
op je rug
en alles werd lelijker
de verste hoek
binnen handbereik
telkens anders
de gil
toen de aarde
in de nachtspiegel
van de kamer keek
op knieën die zwegen
stil
de vergetelheid
op het eind…