Paarden lopen door nat bedauwde grassen
Hun graasscheurend geluid versterkt de rust
Dof klompkloppend klinken hun passen
En hoor ver weg… een koekoek.. vol van levenslust
Ochtendmist bepareld alles met zonnegoud
diffuus licht begroet de nieuwbakken dag
Het muisje rept zich vanuit het onderhout
Spinnekop kruipt langzaam over z’n bedauwde rag…
Onder een kier van de ochtendmist hervindt
de ondeelbare tijd zich in de herhaalde
dageraad, waarin we alles kunnen
verwachten maar zijn daarop nog niet
voorbereid, het lijkt allemaal zo anders,
ideeën en wetten vervreemd van
gevoel, anoniem ongrijpbaar, wie
zal weten hoe het tijdswiel er morgen
voor zal staan, ons licht gestolen uit…
Doelloos dwaal ik
In het koele maanlicht
In de zwoele zomernacht
Geen stem leidt me
Geen voetstappen volgen me
Alleen en de sterren
Alleen en de bomen
Door het bos zie ik ze
Door de duisternis voel ik ze
Doelloos dwaal ik
In de koele ochtendmist
In de eerste dauwdrupjes
Geen pad leidt me
Geen angsten volgen me
Alleen en de luikende nacht…
Nog even en het vee gaat weer verdwijnen uit de weidden
en nu al lijkt het, door de flarden ochtendmist, bij tijden
tot wangedrochten uit het schimmenrijk te zijn vervaald.
Maar wie of wat geen warmte wacht, begint de kou te vrezen.
Morgen zal het winter wezen.…
Een slanke toren wringt zich uit de ochtendmist,
met zijn hoedje op van kantelen - en nog eentje -
die de oerkracht terughaalt van kastelen,
waarin aartshertog en Minnesänger eeuwenlang aardden.
De macht is verdwenen, de voornaamheid blijft.…
Ik laat mij vangen in het nachtelijke wezen
tot de ochtend voorzichtig
haar vingers van licht
door de bleekwitte ochtendmist steekt
en een nieuwe dag zijn oorkonde preekt!…
Het meisje Traan
het valt omlaag
een mengsel van
zout en water
zij huilt de hemel omlaag
zij denkt niet aan later
Over de sloten en weilanden
hangt de ochtendmist nog traag
de wind aarzelt heel even
Het meisje Traan
het valt omlaag
een mengsel van
zout en water
zij huilt de hemel omlaag
zij denkt niet aan later
Het water pruttelt…