hoe verschuivende dromen
-vluchtig als zij zijn-
neigen naar wankelmoed
zonder ooit naam te dragen
een levenstocht om te bewonen
alles vraagt zonder moeten
welke aanvaardt, drijft
in armen van water, op
wolken van wellicht, druppels
in het gezicht, onstervend
in het voorbijgaan
en daarmee intens geweest…
Onbeschaamd
waait de wind
maakt zichzelf
onstervelijk
ik probeer de wind
te bedaren
maar ben geen partij
ze laat mij dansen
als levenloze woorden
op de wind
de schaduwen worden
langer
liever
was ik jou
lief
kwijtgeraakt
in een andere tijd
miste ik jou
ergens ver
van hier
en niet hier
in de wind…
Tussen lippen van de eeuwigheid,
smart gestort in rijpe morgenstond,
uit mond en schone luit vloot zelfbeklag,
gedoopt in Orpheus smart, tot de veerman
immer als terugkerend zelfverwijt,
smeekt in bittere klacht, slechts éénmaal
z’n hand over hart te strijken, het meest
beminde uit de onderwereld terug te halen,
blijft geloven in dit ultieme…