fikkie in de tuin
de stoofpot van de here
eet haar evenbeeld
op welk moment
zaten wij in een trage vagina
zonder buidel
in het lege huis
van de laatste familie
demonisch gelach
een duivelse lach
je ging met de uitverkoop
als bruid voor de heer
eindelijk regen
de angst voor jack de ripper
wordt weggespoeld…
Natte turf in zijn vetleren zadeltas gestoken
en een brandend verlangen naar stoofpot
varkenspoot en uitgehangen ossenworst.
Geen droog vuurhout op de ruige rug.
De koude handen blauw gevouwen
en uur na uur terug naar de verstilde
minuut van stevige hakken in sterk zand.…
er waren bergen met witte dorpen
en altijd een weg
die kronkelde naar zee
hoog proefden wij de hanen in stilte
een stoofpot aubergine
eelt op de handen
er waren stranden met rotsen en stenen
het hete zand
wij dronken wijn uit gekoelde glazen
en altijd rook het naar afscheid
op rechte stoelen
aan een tafel
ergens een plein
in een hart…
Iedere dag weer aardappelen schillen ajuinen stoven
citroentjes persen kleertjes aandoen de dans inspringen
stoofpot allemaal kut en peer vruchten van alweer
dezelfde scheppingsdrang woordjes persen op papier
vruchteloos want ze hangen nooit gelijk
die contra-gewichten werken als een aarding
zoals een stemvork je plat op de buik krijgt
geen…
Maar wekt een smaak mijn warme sympathie
-ik noem maar wat: een stoofpot van boleten
of hoe die paddenstoelen mogen heten-
dan ga ik door mijn één-en-andere knie.
Ik schep wat op en houd het aardig klein
maar ja, zo’n fijne smaak doet mij niet spuwen
en blijkt er nog een flinke boel te zijn,
dan krijg ik het gevoel dat ’k heb gezwijnd.…