Jij eet mijn verlangen,
en drinkt mijn tranenval,
ik voel mij gevangen,
in mijn eigen niemandsdal.
Wie helpt mij te verblijden,
wie geeft mij weer kippenvel,
wie wil mij bevrijden,
van dit eenzaam buitenspel.…
alleen, achter een gesloten
val van water
ons meisje lachend zichtbaar
door glinsterend tranenval
en
kijkt langs alsof
hier geen lichtbron bestaat
‘daglicht in zonnestralen,
beeld ons, laat haar zien!’
jouw gesloten bestaan, maar
toch zichtbaar
was het aardse te zwaar?…
gaan we samen
de woestijn beregenen het
jaarlijks ritueel bezegenen
met bloemenpracht
uit zaad dat al
zo lang op kiemen wacht
zag de wolken komen
zacht in licht gewit de
hitte was nog niet gezwicht
maar de tranenval was niet
te stuiten buien donkerden
ontlaadden al van binnenuit
de woestijn bloeit ons nu vrij
laat het maar vaker…
ooit speelde toen
men zich nog heilig op liet gaan aan de klanken
van ware vriendschap en het echte stille verdriet
de stenen tonen lijdzaam het einde van de strijd
vanwaar een bliksem door de heldere hemel slaat
donder wolken de lucht betrekken tot het grauwe
en grijze van een treurig kaal verdort winterbeeld
een herfstbui huilt haar tranenval…