aan één stuk door
schijnt onze zon
een grijze dag
daarna de nacht
ik wou dat ik
het geloven kon
de aarde draait
de zon dus niet
opkomen en
ondergaan
is wat de mens
slechts ziet…
Soms zijn er die dagen
Schijnbaar door de zon gespreid
Oneffenheid zelfs kan men kwijt
Dan is de heimwee niet te dragen
Altijd wenkt het zolderkabinet
Gebotteld per termijn
In ragfijn mijn en dijn
Met de kneedbaarheid der wet
Een tijdloos verschiet
Is mogelijk een uitzichtpunt
Dat perspectieven biedt
Maar zelfs dit onzinnig lied
Weloverwogen…
wachten in de trein
op 't moment van rijden
in het raam schuift
een wagon voorbij
gaan wij, zij of beiden
ploeterend en knarsend
verbaasd de bergen door
scheef staan alle huizen
de trein beklimt het spoor…
Herschimmen als molenstenen om mijn nek daarmee is het nog een lange weg om naar mijn eigen uitzichtpunt te klimmen.
En de maalsteen van de tijd niet te houden blijkt en
bergafwaarts in een afgrond rolt, dien ik op eigen inzicht te vertrouwen om de stenen naar boven te moeten sjouwen.…