aan je denken
is vluchten
in een waanwereld
echter dan die
waar ziekte en dood
je achterhaald
en weggevreten hebben
waar onze liefde verder
groeit en bloeit en woekert
in zalige vergetelheid
tot een scherpe scherf realiteit
de zeepbel laat barsten
en mij teruggooit in de rauwe hel
die ik beleven moet
tot ik kortstondig…
ik ben
een gekooide kamerplant
gekluisterd
in een kamertje
aan een rolstoel
maar in mijn beperking
is plaats voor alle sterrenstelsels
een tuin vol bloemen
een berg liefde
en tederheid
en zelfs voor een kussentje
onder mijn kont
mijn gedachten
zwerven
onbelemmerd en vrij
de nacht
verduistert ze niet
ik ben een jonge god…
Een meisje wat de wereld wil ontdekken
in de bloei van haar prachtige leven
is niet meer door de waarheid te wekken
en bereid haar ziel en zaligheid te geven
Overstelpt met nepliefde en aandacht
komt zij in een waanwereld terecht
afgesloten van de veilige buitenwacht
raakt zij steeds meer aan hem gehecht
Hij die bedorven is met een zieke…
leeft van herinneringen
enkel 'nooit meer' in het verschiet hebt
nooit meer hand in hand
met haar wandelen
in het bos of
langs het strand
nooit meer met haar dansen,
nooit meer bloemen voor haar plukken
zelfs nooit meer ,
zon voelen op je huid
wind in je haren
malse regen
of prikkelende vrieskou
maar levenslang
verschanst in een waanwereld…
Steeds meer
word ik Don Quichot
de droeve ridder
die met onwankelbare hoop
als evenwichtsstok
op de dunne koord danst
tussen waan en werkelijkheid
tussen komisch en tragisch
in de dooltocht naar Dulcinea,
onbereikbaar
als de einder
wie streeft naar het ongrijpbare
in een waanwereld
lijkt een schertsfiguur
voor wie met beide voeten…