Onder de jachtige wolken
sprong de wind voorbij, een
roofdier zonder hol, koud
en onvruchtbaar uit het
noorden, het verborg haar
aangezicht gevoed door
beide borsten, het vroeg
de tol in winterlicht, een
herinnering die binnendrijft
alsof er geen hoop meer was op
een schuilplaats voor geluk, de
onrust jagend in een wolvenpak
door…
daaronder grazen prooidieren
van door de wol geverfde taal,
gedreven door herders
met een eigen symboliek
ten prooi gevallen aan de
melancholie van deemoed
onzichtbaar in het wolvenpak.…
Kom aan
mijn borst, spat als vuurwerk
in mijn hoofd uiteen, ook jouw
uur komt, al rol je weg, je kromt
je rug als een wolvenpak, je ziet
mij als een prooi, in eb en vloed,
brekend op de kust van niemandsland
als spotroep van aangespoelde schelpen die
op de tijdslijn het verleden laten horen.…
Ik vlij mij op het groene mos in het
zelfde wolvenpak, de smaak en de kleur
die blijft gelijk, gemuilkorfd of niet,
misschien houdt dat de burger een poosje
zoet, totdat hij de bomen niet meer ziet,
gezuiverd bloed uit de dialyse van de tijd?…