Een klein alpinopetje
op een gaafgladgezichtje
groenglanzend naar bruin, netjes
verankerd
aan in grondgeworteld
hout
Morgen
valt het gelijk de zijnen
in het aardse slijk
als voer voor de zwijnen
of vergaat tot stof
onder dicht kreupelhout
Maar, misschien
heel misschien dat
dit éne eikelwichtje niet
zal plezieren
tot levensonderhoud…
Kunnen wij nog leven
in een wereld die steeds meer benauwt
Waar men alleen aan zichzelf denkt
zich voorziet in eigen levensonderhoud
Kijk maar eens goed om je heen
rijken klagen hun nood
Terwijl de armen
sterven aan de hongerdood
We zeggen de wereld is van iedereen
voor blank en voor zwart
We belijden dit met onze mond
maar is dit ook…
De zee is kalm
ze ontmoet blote voeten
ze overspoelt ze met zout
ze speelt en deinst terug
meeuwen blijven ongestoord
zich tegoed doen aan levensonderhoud
er worden palen geslagen
gekleurde doeken vrolijken het goudgele goed van ontelbare korrels
de hemelblauwe kleur
ons zonnige humeur
geen wolk als saboteur
De zee kent ons gemoed…
waar de fabrieken ineen storten, waar branden
niet ongewoon waren
waar men lak had aan regels en werkuren. want
de klant is altijd koning
en velen werkten zich kapot voor een koning die
men niet kende
enkel voor hun levensonderhoud.…
“Het Straatje van Vermeer”, dat klonk vertrouwd
Maar nu: “De Penspoort in de Vlamingstraat”
Die steeg: Is dat zijn tante die daar staat?
“Het zou goed kunnen”, zegt Frans Grijzenhout
Weg met de rust...we woonden hier zo graag
Ze splitsen ons een penspoort in de maag…