De wolkenschepen dragen
hun lijnwaad al ten toppen uit,
die hier gewinterd lagen,
de al te lange regentijd:
vandage gaan zij varen
en vluchten voor de westerwind,
die rotelt in de blâren.…
Hun winterwebbe zal,
dat lijnwaad zonder vlekken,
de zuiverlijke schoot
van moeder Aarde dekken.
Ze ligt in heure slaap,
ze droomt de schuldeloze,
de maagdelijke droom
van nieuwe lenterozen.
Ze ligt in heure slaap,
ze droomt de wonderbare,
de liefelijke droom
van 's zomers harpenaren.…
Ook bij de noen aan 't blanke maal,
Als ik mijn brood ga breken,
En lijnwaad, beker, aarden schaal
Zo trouwlijk met mij spreken,
Doorhuivert mij dat nóg een gast
Van brood en room moet eten;
Ik reik op schotels volgetast
De helft hem van mijn beten.…