Van 't één op 't andere moment
stierf onze tijd een wisse dood
daar tijd een voorschot had genomen
op jongvolwassen levens in de knop
Herinner het fijne en mooie
Ontdekt terwijl 'k heerlijk
zwierf
langs de rand van de afgrond... !…
Wil je nu al het rijgsnoer lospulken
De strik van dit keurslijf
Door een gure winterkoning geknoopt
Zie je dan niet hoe hij reutelt en treuzelt
Nauwelijks wijkt van de troon
De laatste trots
Gun ons een voorschot
De milde spoeling van jouw meisjes
Week onze wangen in het lengend licht
Want geef maar toe
De bevrozen aarde houdt een belofte…
naar de kloten gekeund is
Het straatbeeld werd nu geteisterd
en wel door bungelende konijnen
ze hingen kop aan staart te zwieren
als lianen die voor gordijnen moesten dienen
Gordijnen met malafide trekjes
ze trokken zichzelf opzij
wanneer binnenhuistaferelen
het daglicht niet konden verdragen
Zo heb ik het inzicht verworven
op de voorschoot…
Graag neem ik een voorschot op de langste nacht.
Ga elders proesten in de vuist.
Besproei een ander met jouw stinkend speeksel.
Spuugkotskwijlzat!
Want de vloek is voltooid.
Gal risp ik op maar het smelt op mijn tong
Een honingdrop.
Het schuilt niet langer onderhuids
Jouw sluipgif suist stiller in de lobben.…
En, sterker nog, van Oorschot
vroeg mij zelf om een voorschot!
Geen zin, geen geld, geen fonds:
moet ik soms ondergronds?
P.S.
Nee, dat moet niet, want gelukkig is daar Gedichten.nl!
De lezer zal begrepen hebben dat bovenstaande tekst een en al autofictie is. Alleen de schrijver ‘heeft de sleutel van deze wilde parade’ (Rimbaud).…