De geschiedenis van mijn lectuur
Hij, de auteur, zegt dit:
“Eigenlijk zou ik vrij argeloos moeten kunnen schrijven over de geschiedenis van mijn lectuur. Het is een onderwerp dat niemand iets aangaat, en dat nauwelijks iemand zal interesseren. Een lezer zal, gewend als hij is aan een strakke plot, snel afhaken. Mijn ontstaan spreekt nog altijd meer tot de verbeelding.
Ik kwam, ongeveer zevenendertig jaar geleden, uit een boek gekropen. Niemand gelooft het, en toch is het waar. Mijn navelstreng zat vastgeklonken aan pagina vijf, een nog maagdelijk lege bladzijde. Zo werd ik geboren; zo ontstond – maar het staat in geen enkel officieel document - de eerste echte ´homo literatus´.
Mijn paspoort rept nogal prozaïsch van een geboorteplaats: een middelgrote provinciestad zonder opmerkelijke monumenten of indrukwekkende gebouwen. Daar stond het boek, toentertijd, ergens in een kast, min of meer toevallig en vermoedelijk zonder dat iemand er ooit een blik in had geworpen. Het boek zelf, dat niet de Bijbel is, niet de Koran of enig ander heilig boek, niet Homerus´ ´Odysee´ of Gadda´s ´Die gore klerezooi in de Via Merulana´ en evenmin een flutroman of belletristisch juweeltje, - het boek zelf, zeg ik, staat nergens in mijn paspoort vermeld. Niemand weet dus waar ik werkelijk vandaan kom.
Men zegt dat dat erg is, dat ik daar over in moet zitten. Dergelijke zorgen zijn in de mode. Een zeldzaam stille man beweerde het tegendeel: hij zei dat ik ook weer in een boek zou verdwijnen, dat ik de literatuur toebehoorde en dat ik me dus nergens zorgen over zou hoeven maken. Behalve mediteren, deed hij zelf niets anders dan lezen.
Maar ik ben hier al zo vaak over begonnen, ik heb dit verhaal al zo vaak verteld dat ik nu, voor de verandering, mijn publiek eens in slaap wil wiegen. Wij, dat wil zeggen: u - de lezer - en ik, verklaren binnenkort de dood aan al het onderhoudende gekeuvel! Ik ga het namelijk hebben over mijn lectuur. En zodra ik het daar over zal hebben, zal er een boek in de maak zijn, een boek met citaten en parafrases, een boek vol plagiaat met daarnaast ook proza dat niemand begrijpt. Van dat boek vormt dit verhaal de vooraankondiging.
Zoals een schilder met zijn schets het toekomstige schilderij al in gedachten heeft, zo heb ik, met mijn hoofdstukindeling, het toekomstige boek al in mijn hoofd zitten. Hoofdstuk 1 heet ´Ik heb de klassieken genegeerd´. Hoofdstuk 2: ´Mijn voorkeur voor vergeten schrijvers is lichtelijk morbide te noemen´. Hoofdstuk 3: ´Absurd is mijn waardering voor door recensenten unaniem gekraakte verhalenbundels´. Hoofdstuk 4: ´Abbreviatuur: de kindertijd: herkomst van mijn hardnekkig analfabetisme´. Hoofdstuk 5: ´Hoe Franse auteurs mijn navelstreng opereren.´ Hoofdstuk 6: ´De gezonde navelstreng: een geschiedenis van tien wilde leesjaren´. Hoofdstuk 7: ´Realiteit en identiteit: le livre est un autre´. Hoofdstuk 8: ´De ontluistering van mijn niet-zijn.´ Hoofdstuk 8 ½ : Eerbetoon aan Fellini, lyricus par excellence.´”
Tot zover het citaat.
Als we de lengte van de hoofdstuktitels in een staafdiagram weergeven dan zitten er een aantal opmerkelijke uitschieters in het midden van het boek. Ook de verhaallijn kan zonder meer grillig worden genoemd. Het boek begint met een terugblik, maakt vervolgens een sprong naar het heden om te eindigen in een (over verschillende hoofdstukken uitgesmeerd) chronologisch overzicht van zowel het tekort als de overvloed aan lectuur - een overvloed die, daar raakt de lezer gaandeweg wel van doordrongen, de ik-persoon geen goed zal doen. De voorlaatste hoofdstuktitel spreekt wat dat betreft boekdelen.
Iedere uitgever is natuurlijk beducht voor alles wat riekt naar plagiaat; toch ben ik in dit geval welwillend. Want hier is een schrijver aan het woord die durft! Als Flaubert en Baudelaire geen durfals waren geweest, dan zouden ´Madame Bovary´ en ´Les Fleurs du Mal´ het niet verder hebben gebracht dan de bedenkelijke status van gedachtenspinsels. Ze zouden nooit in teksten zijn getransformeerd.
Dus dit boek komt er.
Alles staat er in, en veel is actueel. De ik-persoon leest tegenwoordig bijna alleen nog maar kranten. Beschreven wordt de tragiek van respectievelijk het ontstaan uit en het verdwijnen in een tekst. Schrijven: leven en sterven. Niet kunnen leven. Opnieuw geboren worden. Uitsluitend in staat zijn tot lezen. Chronische francofilie. De martiale strijd tegen de angst voor de dood. Is de geschiedenis van zijn lectuur niet de geschiedenis van een ingehouden gekte? Heeft de schrijver die gekte misschien in bedwang kunnen houden door zich op teksten te storten, ja van teksten zijn enige ware toevluchtsoord te maken? De uitgever doet er goed aan een ieder nog even in het ongewisse laten. Serotoninetransport, actieve amygdala´s, diepe en verwrongen synapsspleten – het komt allemaal aan bod. En dan drukken we ons nog netjes en wetenschappelijk uit.
Snel wordt duidelijk dat de getergde auteur graag had gewild dat bedrijfsjargon uitsluitend uit poëtische frasen zou bestaan. Pas dan zou de mens werkelijk tot diepgaand contact in staat zijn. En dus rijzen er vragen: ontstaat literatuur, of heeft literatuur vooral bestaansrecht, omdat we in het dagelijks leven zo allerbelabberdst met elkaar communiceren? Geeft men in boeken ruim baan aan afwijkingen, bijzonderheden, uitzonderingsgevallen, ongerijmdheden, tegenstrijdigheden, enz. omdat mensen er in werkelijkheid alles aan doen deze zo onzichtbaar mogelijk te maken? Komt de energie van het schrijven voort uit boosheid tegen die funeste vormen van onderdrukking en zelfkastijding? Leidt een al te rationele benadering van de mens niet alleen tot literaire hoogstandjes, maar ook - en vooral - tot een verbeten strijd tussen willekeurig in het leven geroepen partijen? Is het de farmaceutische industrie die ons in de 21e eeuw de weg wijst naar het geluk?
Prangende vragen. Literair onderlegd als de schrijver is, komt hij niet met pasklare antwoorden aanzetten. Die bestaan immers niet. De mens moet tot voelen, tot onzekerheid in staat worden geacht, nog steeds, ondanks alles. Laat dat dan een overtuiging zijn! Hybride zijn de verlangens, alomtegenwoordig is de illusie van eenheid. Het is allemaal zo grotesk. Maar prachtig verwoord.
Het leven als geflopte flaptekst. Als een commentaar op ons jammerlijk falen.
Geplaatst in de categorie: literatuur